De Belgische weerstand werd reeds in 1940 geformeerd. Later zou dit het Geheim Leger genoemd worden. België werd opgedeeld in drie, later in vijf zones. De zone Limburg bestond eind 1941 uit zeven sectoren: Hasselt, Neerpelt, Maaseik, Leopoldsburg, Waterschei, Sint Truiden en Borgloon. Rekem en Bilzen werden in 1942 toegevoegd. De sector Maaseik stond vanaf het begin onder leiding van de wachtmeester van de Rijkswacht Gustaaf Beazar (de eerste naam op de lijst van de gefusilleerden in Heer).
Op 3 september 1944 kreeg de leider van de sector Limburg, sergeant Antoine Lambrechts, opdracht zijn weerstandskern metterdaad in te zetten. De leden van de sector Maaseik verscholen zich in de bossen van Rotem. Op 10 september overvielen de Duitsers het schuiloord in Rotem. Het werd voor veel Belgen dramatisch. Veel verzetslieden sneuvelden of werden gevangen genomen. Een aantal gevangenen werd naar As gebracht en vervolgens via Rekem en Lanaken in vrachtwagens vervoerd tot bij Maastricht. Vandaar trok men te voet verder naar Heer en daar werden de gevangenen op 11 september in de kelder van een woning aan de Akersteenweg opgesloten, zesentwintig in getal. De volgende dag werden twaalf mensen uit de kelder gehaald en in de avond zonder enig proces gefusilleerd. De gefusilleerden waren elf Belgsiche verzetsstrijders en één onbekende. De naam en nationaliteit van deze onbekende zijn, ondanks naspeuringen, nog steeds onbekend. Vermoedelijk betrof het een inwoner uit Rusland of Polen.
Op 20 september werden de doden onder leiding van de burgemeester Kessen van Heer geïdentificeerd, waarna zij voorlopig werden begraven op het kerkhof van Huize Sint Joseph. In een gemeenschappelijk graf werden zij in drie lagen begraven, gescheiden door een aantal takken, afkomstig uit het bosje. Later werden de lichamen naar hun woonplaats overgebracht. In het twee dagen later door de burgemeester opgemaakt proces-verbaal van de begrafenis van de twaalf lichamen vinden we van elke terechtgestelde ook een beschrijving van de kleding en van de op hun aangetroffen voorwerpen, zoals foto’s, sleutels, medicijnen, tabakswaren, beurzen, horloges, kettingen en zelfs een roman met de titel “Moeders Schuld”.
Tijdens de fusillade zaten diverse inwoners van Heer en Cadier en Keer verscholen in de grotten achter de boerderij van Huize Sint Joseph, onder hen ook Bennie Essers en zijn zwager Colla Bisscheroux uit Cadier en Keer. Toen de Duitse vrachtwagens naderden, vluchtten de mannen in allerlei holen en spelonken in de directe omgeving. Nadat de wagens vertrokken waren, wilde de zwager van Bennie Essers naar zijn vrouw en kinderen in het dorp en werd zo getuige van hetgeen kort tevoren plaatsgevonden had. Hij waarschuwde Bennie mee te komen en te zwijgen tegenover de andere ondergedokenen om geen paniek te veroorzaken. Tijdens een interview door de Historische Kring Cadier en Keer, tientallen jaren later, wilde Bennie niet ingaan op hetgeen hij gezien had. Hij volstond met één woord: beestachtig!